Vorige
week zorgde Andrew ‘Andy’ Cole in Engeland voor nogal wat gefronste wenkbrauwen.
Dat de voormalig topspits van Newcastle United, Blackburn Rovers en Manchester
United niet bang is zijn mening te geven, is in het Verenigd Koninkrijk alom
bekend. Des te vreemder waren de reacties die ik na één van zijn uitspraken
hier en daar las. Op de eenvoudige vraag wanneer hij als voetballer het
gelukkigst was antwoordde hij: ’Toen ik kind was….’. Analisten, journalisten en
presentatoren begrepen niets van deze uitspraak. De collectieve verbazing gaf
mij de indruk dat het haast vanzelfsprekend hoort te zijn dat een speler op het
hoogtepunt van zijn carriere het gelukkigst is. ‘Hoe kan zo’n succesvolle spits
nu niet het gelukkigst zijn geweest in het jaar(98/99) dat hij met Manchester
United alles won wat er maar te winnen viel? In iets mindere mate werd zijn
debuut als prof, of zijn eerste van de in totaal vijftien interlands als
gelukkigste moment geopperd. Dat zouden toch eigenlijk momenten van ultiem
geluk moeten zijn’?